Een dapper dwergberkje - Frans-Jan W. Parmentier

Klassekampen, 2 mei 2016
Mensen kunnen zich aan klimaatverandering aanpassen. Maar hoe zit dat bij planten en dieren?
Een dapper dwergberkje
Afgelopen zomer was ik gaan hiken door het westen van Hardangervidda: 100 km in een week door een gebied zonder telefoonbereik, geen internet, geen verplichtingen, en geen haast.
Toch liep de groep waar ik mee was flink door. Zo erg zelfs dat ik me bij sommigen afvroeg of die voor de natuur kwamen of dat dit slechts een alternatief voor de sportschool was. Daar is natuurlijk niks mis mee, maar als je door een prachtig natuurgebied loopt alsof je de trein moet halen, dan mis je erg veel moois. En dat is zonde.
Het bergplateau waar we doorheen liepen ligt boven de boomgrens en de vegetatie bestaat daarom voornamelijk uit struikjes, grassen en mossen, net als de toendra in het Noordpoolgebied. Sterker nog, veel van de planten die daar groeien bestudeerde ik toen ik als aio onderzoek deed in Noordoost Siberië, meer dan 5000 km en 3 dagen reizen verderop. Zo zag ik overal dwergberk groeien, een klein maar fier struikje dat een onvoorstelbaar overlevingsvermogen heeft: In Siberië weerstaat dit plantje temperaturen van soms -45 °C.
Een stug type: De dwergberk, hier gefotografeerd op de Hardangervidda, groeit ook in het poolgebied en kan temperaturen overleven van -45 °C. Maar hoe gaat deze plant om met grote klimaatveranderingen?
Zo koud was het in de Hardangervidda niet. Wel was er een formidabele hoeveelheid sneeuw gevallen in de voorgaande winter – tot enkele meters op sommige plekken. Door die hoeveelheid, en het koude voorjaar, lag er op heel veel plekken nog sneeuw, ook al was ik er in het midden van augustus. Uitzonderlijk. Bij elke hut werd ons weer medegedeeld dat dit echt niet normaal was voor de tijd van het jaar.
De planten merkten ook dat dit niet een normaal jaar was. Er waren flink wat plekken waar de sneeuw pas kort geleden gesmolten was en struikjes net begonnen met bloeien. Ik herhaal: in het midden van augustus. Zelfs de verre familie van deze plantjes in Noordoost Siberië was daar toch zeker al anderhalve maand eerder mee begonnen. Het was dan ook ongetwijfeld een hele opgave voor deze planten om nog voor de winter voldoende te groeien en zich voor te bereiden op het volgende jaar.
Bij elke hut werd ons weer medegedeeld dat zoveel sneeuw echt niet normaal was voor de tijd van het jaar
Maar dit was een uitzonderlijke situatie. Normaal gesproken is sneeuw een goede vriend van deze struikjes want een sneeuwdek isoleert en beschermt planten tegen beschadiging door strenge vorst. Die -45 graden in Siberië? Dat is alleen zo in de lucht boven de sneeuw. Gevangen in de sneeuw zit het struikje relatief veilig. Als de sneeuw ongeveer even hoog is als het struikje, dan kan zo’n plant prima gedijen.
Nee, een gebrek aan sneeuw kan veel erger zijn. Zo waren gedurende de winter van 2011-2012 veel planten in het noorden van Noorwegen beschadigd door het afwisselen van strenge vorst en plotselinge dooi. Als dooi midden in de winter de sneeuw verwijdert, en dit gevolgd wordt door strenge vorst, dan staan planten compleet blootgesteld aan de koude temperaturen en kunnen ze kapotvriezen.
Of nog erger: als er helemaal geen sneeuw valt. In Januari 2014 woedden er branden op verschillende eilanden aan de Noorse kust omdat er geen sneeuw was en de droge vegetatie makkelijk vlam vatte. Met een sneeuwdek was dit niet gebeurd.
Dit is precies wat er kan gebeuren bij klimaatverandering. Zelfs die grote hoeveelheid sneeuw die vorig jaar in de Hardangervidda viel is in lijn met een veranderend weerpatroon zoals klimaatmodellen voor Noorwegen voorspellen. Meer neerslag, die in de warme dalen valt als regen, valt op de koude bergtoppen als sneeuw. Maar als het klimaat verder opwarmt zal ook die sneeuw op een gegeven moment in regen veranderen.
Het is dus belangrijk om uit te vinden hoe planten op deze nieuwe situatie inspelen. Onderzoek van onder meer het Noors Instituut voor Natuuronderzoek, NINA, laat duidelijk zien dat planten in Noord-Noorwegen, en elders in het poolgebied, de laatste tijd minder goed gedijen en dat dit mogelijk het gevolg is van het veranderende winterweer. Maar hoe deze zaken precies tot zich verhouden is niet geheel duidelijk. Een probleem daarbij is dat klimaatmodellen wel het veranderende winterweer kunnen verklaren, maar niet goed kunnen voorspellen hoe planten op deze veranderingen reageren.
Bovendien vormen weersveranderingen niet alleen een probleem voor planten. Op Spitsbergen bijvoorbeeld, heeft het de laatste jaren meerdere keren midden in de donkere tijd geregend. Ook afgelopen winter. Die regen bevriest vervolgens en vormt een dikke laag ijs op de grond. Dat ijs is een groot probleem voor de rendieren die dan niet meer bij de korstmossen, hun voedsel, kunnen komen en waardoor veel van hen sterven. Soortgelijke situaties hebben zich ook voorgedaan in Groenland waar de muskusossen tegen hetzelfde probleem aanlopen.
Dit is ook een economisch probleem. Veranderingen in weerpatronen kunnen namelijk ook grote gevolgen hebben voor de landbouw. Dezelfde ijsvorming die het moeilijk maakt voor rendieren om bij hun voedsel te geraken, kan gewassen beschadigen. Dat leidt tot een slechtere oogst, en schadeclaims van boeren.
Alhoewel ons veranderende winterweer nu al een serieus probleem is voor planten en dieren, weten we niet goed hoe dit zich in de toekomst gaat ontwikkelen. Gaat dit soort weer vaker voorkomen? En als dit doorzet, hoe heeft dat invloed op planten op de lange termijn? Raakt de natuur zodanig beschadigd dat andere planten en diersoorten de overhand krijgen?
De winters in Noorwegen veranderen. Het weer dat wij vandaag de dag als uitzonderlijk ervaren zal een volgende generatie normaal vinden. Ze zullen tenslotte niks anders kennen. Maar of de natuur zich ook zo makkelijk aanpast, dat is de vraag. 
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Klassekampen op 2 mei 2016