Ecosysteemomslag - Frans-Jan W. Parmentier

Klassekampen, 10 februari 2017
Kleine veranderingen in een ecosysteem kunnen een heftige kettingreactie in gang zetten.
Ecosysteemomslag
Eigenlijk zou ik hier over Donald Trump moeten praten, en de ongekende omslag in het Amerikaanse wetenschapsbeleid. Van een president die in januari nog in Science publiceerde, zijn we naar een gegaan die klimaatonderzoekers de mond probeert te snoeren en dreigt met het afpakken van de federale steun van een universiteit omdat er tegen een rechtsextremist werd gedemonstreerd. En we zijn pas drie weken bezig.
Nee, ik wil liever dramatische overgangen belichten die minder breed in de pers zijn uitgemeten. Namelijk die in de natuur. Daar kan het ook snel gaan, waarbij ecosystemen plots van de ene naar de andere toestand kunnen omklappen.
Toen ik als student in Amsterdam les kreeg in ecologie, leerde ik een klassiek voorbeeld daarvan. Veel meertjes in Nederland zijn niet van briljante waterkwaliteit, om maar een understatement te noemen. Doordat het land zo dichtbevolkt is, met veel intensieve landbouw, zijn er veel voedingsstoffen en landbouwgif in het oppervlaktewater gekomen. Dit heeft vervolgens een kettingreactie veroorzaakt waarbij veel zoetwaterecosystemen omsloegen, wat de natuur aanzienlijk aantastte.
Wanneer vervuiling de snoek uit een meer verdrijft, kan dat er toe leiden dat het hele ecosysteem in elkaar stort
Dat gaat zo: bij een achteruitgang van watervlooien door landbouwgif, in combinatie met een hoge toevoer aan voedingsstoffen, ontstaat er een wildgroei aan plankton waardoor het water troebeler wordt. Troebeler water laat minder zonlicht door, waardoor waterplanten minder goed kunnen groeien, en uiteindelijk verdwijnen.
Het verdwijnen van deze waterplanten is funest voor de snoek. Volwassen snoeken zijn namelijk niet bepaald kieskeurig in wat ze eten. Als ze een jonge snoek tegenkomen, eten ze die gewoon op. Jonge snoeken moeten dus de mogelijkheid hebben om in de waterplanten te kunnen schuilen. Kan dat niet, dan verdwijnt de snoek uit de plassen en sloten, en vindt er een explosieve toename plaats in de hoeveelheid vissen die daarvoor nog opgegeten werden.
In zulke meertjes in Nederland is het vooral de brasem die toeneemt wanneer de snoek verdwijnt. Brasem is een vis die, op zoek naar bodemdiertjes om op te eten, de bodem omwoelt. Het probleem is echter dat door al het omwoelen het water nog troebeler wordt, en de waterplanten niet terug kunnen komen. En de snoek al helemaal niet. De brasem vergroot zo dus het probleem, en het ecosysteem kan zich niet meer herstellen. Zo vindt er een dramatische overgang plaats: van een stabiel ecosysteem met helder water, dat veel verschillende soorten vis en planten kan ondersteunen, naar eentonig, vies en troebel water dat gedomineerd wordt door de brasem. En al mag er meer brasem zijn, individueel zijn ze er slechter aan toe.
Deze omslag is in veel meertjes en sloten in Nederland voorgekomen, maar gelukkig zijn er ook oplossingen. De brasem kan afgevangen worden, oevers kunnen meer geschikt worden gemaakt voor waterplanten en als paaigebied voor vissen, en de snoek kan opnieuw uitgezet worden. Op veel plekken is dit ook gebeurd maar het vergt veel werk.
Jonge snoeken moeten de mogelijkheid hebben om zich te verstoppen
Dit is niet het enige voorbeeld van zo’n kettingreactie in een ecosysteem. Het ontbreken van grote roofdieren in Nederland, zoals de wolf, heeft er voor gezorgd dat er meer dan 4000 herten zijn in het duingebied ten westen van Amsterdam, met een oppervlakte van slechts 34 vierkante kilometer. Behalve dat dit een verhoogd risico voor de ziekte van Lyme met zich meebrengt, eten de herten alles kaal. In zo’n klein natuurgebied is er simpelweg niet genoeg voedsel voor zoveel herten, waardoor veel van hen in de winter sterven door voedselgebrek. Bijvoeren kan, maar dat is meer symptoombestrijding dan een degelijke oplossing. Na veel debat heeft men nu besloten dat duizenden herten afgeschoten mogen worden.
Natuurgebieden in Nederland zijn uiteraard relatief klein, en daardoor meer kwetsbaar, maar ook op grotere schaal gebeurt dit. Sinds de herintroductie van de wolf in Yellowstone Park, in Amerika, is de hertenpopulatie drastisch vermindert, wat een kettingreactie in werking stelde op elk niveau van het ecosysteem. Insecten en grassen namen toe, de wilg en populier herstelde zich, de arend, bever en vos kwamen terug, grizzlyberen hadden meer voedsel en de voorheen overlast gevende coyotes zijn door de toegenomen concurrentie teruggedrongen.
Sommige diersoorten, en met name roofdieren, kunnen dus essentieel zijn voor het behoud van de natuurlijke balans in ecosystemen. Ecosystemen waar de mens ook afhankelijk van is – om ons te voorzien van schoon water, lucht en voedsel. En alhoewel ik zeker niet wil bagatelliseren dat mens en roofdier vaak op gespannen voet met elkaar leven, moet het mogelijk zijn om ook hier een natuurlijke balans te vinden.
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Klassekampen op 10 februari 2017