Met de voeten in de modder - Frans-Jan W. Parmentier

Klassekampen, 5 mei 2017
Waarom zou je een sneeuwstorm ontberen als je onderzoek kan doen vanuit je kantoor?
Met de voeten in de modder
Terwijl het vliegtuig aan het landen is, kijk ik neer uit het raam en zie de besneeuwde bergtoppen van Spitsbergen. Buiten is het licht, ook al is het midden in de nacht. De zon gaat namelijk pas ergens midden augustus weer onder. Midden in dit verlichte sneeuwlandschap, bovenop een bergplateau bij Longyearbyen, zie ik een aantal grote witte bollen staan: antennes die contact houden met satellieten die elke keer dat ze overvliegen grote hoeveelheden data naar dit grondstation sturen.
Er is een goede reden waarom deze antennes juist hier staan, op een ijzige eilandengroep met misschien wel evenveel ijsberen als mensen. We zijn namelijk nog geen 1500 km van de Noordpool verwijdert. Veel van de satellieten die metingen doen van ons aardoppervlak volgen een noord-zuid baan om de aarde, en de antennes op Spitsbergen zijn de enige op het noordelijk halfrond die hen bij elke omwenteling zien. Een supersnelle internetverbinding via een zeekabel naar noord-Noorwegen zorgt er vervolgens voor dat de data de servers bereikt van onder andere NASA, ESA en NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration van de VS).
De satellieten die rond onze aarde gaan hebben onze kennis van de wereld ongekend doen toenemen. Hier een satellietfoto van Spitsbergen
Deze infrastructuur maakt het voor wetenschappers over de hele wereld mogelijk om onderzoek te doen naar onze aarde vanuit het comfort van hun eigen kantoor. Zij hoeven niet door een orkaan heen te vliegen om uit te vogelen hoe deze zich boven de oceaan ontwikkelt, een berg te beklimmen om te zien hoe ver die ene gletsjer in de laatste jaren gesmolten is, of met een ijsbreker door de Arctische Oceaan te varen om de omvang van het zeeijs in kaart te brengen. Satellieten hebben in de afgelopen decennia een schat van informatie aangeleverd over onze aarde die onmisbaar is geworden.
Ondanks dat ik regelmatig satellietdata download op mijn computer om te analyseren, ben ik dit keer op Spitsbergen om soortgelijke data zelf te verzamelen. Met een sneeuwscooter gaan ik en twee collega’s uit Tromsø, van de universiteit en het Noors instituut voor natuuronderzoek, het veld in om meetapparatuur te installeren die op een paar meter hoogte hetzelfde meten als de satellieten die honderden kilometers boven ons hoofd langsvliegen. Maar als dat zo is, waarom ontbeer ik dan sneeuwstormen en bittere kou als ik dit ook thuis kan downloaden?
De reden hiervoor is best simpel. In het kader van het onderzoeksproject SnoEco aan de Universiteit van Tromsø proberen wij te meten hoe planten reageren op de veranderende sneeuwbedekking in het poolgebied. Maar planten zijn klein vergeleken met de grote afstand waarop satellieten meten. Probeer maar eens – zonder zoom – een foto te maken van een stel struikjes op een paar honderd meter afstand: die komen niet duidelijker over op je foto als een stel groene pixels. Hetzelfde gebeurt bij satellieten. We weten nog wel hoe groen de planten zijn, maar het is lastig om uit te vinden uit wat voor soorten deze bestaan. Die extra informatie is wel nodig om de onderliggende redenen te vinden die bepalen hoe planten reageren op klimaatverandering en een veranderend sneeuwdek.
Er zijn grenzen aan de verruiming van onze wereldkennis die satellieten mogelijk hebben gemaakt
Onze metingen hebben nog een ander voordeel: we hebben geen last van wolken. Spitsbergen is in de zomer een erg bewolkte plek, en satellieten kunnen misschien maar een paar goede beelden per zomer verkrijgen. Onze meetapparatuur kan dag in en dag uit data verzamelen, en daardoor veel meer informatie verschaffen over de groei van planten en het moment waarop zij zich weer klaarmaken voor de winter. Deze gedetailleerde informatie combineren wij met satellietdata, die op hun beurt het voordeel hebben dat ze informatie geven over het hele poolgebied, en niet alleen een dal op Spitsbergen.
Met andere woorden, er zijn grenzen aan de verruiming van onze wereldkennis die satellieten mogelijk hebben gemaakt. Uiteraard worden satellieten steeds beter, met hogere resoluties, maar voor een echt goed begrip van onze wereld moeten we nog steeds zelf de natuur in gaan en met onze voeten in de sneeuw of modder staan.
Helaas is dat soort veldwerk niet goedkoop. Bij het aanvragen van projectgeld is er vaak geen ruimte voor, terwijl de satellietdata gratis wordt aangeboden door de verschillende ruimteorganisaties. Er bestaan daarom onderzoeksprojecten waarbij een modelleur of expert op het gebied van satellietdata onderzoek doet naar het poolgebied zonder dat ze ooit noordelijker dan Trondheim zijn geweest. Dat is zonde. Want als je onderzoeksproject altijd abstract blijft, is het ook moeilijk om er enthousiast voor te blijven.
Mijn advies: stuur niet alleen de mensen die veldwerk doen naar onderzoeksgebieden. Maar stuur ook de wetenschappers mee die hun hele leven in een kantoor zitten. Uitwisselingsprojecten zoals het Europese “Interact” maken dit mogelijk voor het hele poolgebied. Een extra paar handen in het veld zijn altijd welkom, des te meer als die handen daarmee de complexiteit van onze planeet beter doorgronden.
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Klassekampen op 5 mei 2017